Accepteer cookies om deze inhoud in te laden.

"Work, Body, Leisure presenteert met het bed een unieke vorm van horizontale architectuur waarvan je zou kunnen zeggen dat die geheel aan nutteloosheid gewijd is."

In bed verblijven we dagelijks in onze meest kwetsbare staat, een derde van ons leven in een droomtijd verzonken waarbij gelijktijdig ook de wereld om ons heen als een bijzondere vorm van genade in duisternis stilvalt.

Maar als we overdag in bed gaan liggen, wordt het een welbewuste actie. In dit geval is gekozen voor een re-enactment van het beroemde bed waar John Lennon en Yoko Ono in 1969 tijdens een bed-in een week lang in verbleven om vrede te promoten. ‘Like angels’ in de woorden van John Lennon die met hun actie net als Constant het recht op nutteloosheid claimde.

Bij de Work, Body, Leisure-tentoonstelling op de biënnale van Venetië, werden architecten uitgenodigd om in het bed plaats te nemen voor interviewgesprekken. Verschillende interpretaties vechten om voorrang. Architecten overdag in bed; worden ze in een afgeleide vorm van John en Yoko, hier, losgezongen van de wereld en liefdevol als orakel gepresenteerd? Is de positie in bed een verbeelding van het vak als een vorm van betaalde liefde? Of herkennen we in de architect een patiënt die uit zwakte het bed moet houden? Wellicht een combinatie van deze mogelijkheden. Alleen de interpretatie van de nutteloze architect dringt zich nog niet op. Dat gaat zelfs de verbeeldingskracht van een architect te boven.

"Work, Body, Leisure: alle drie onherroepelijk op weg naar toenemende nutteloosheid. Dezelfde nutteloosheid die Constant als voorwaarde voor vrijheid stelde, wegbereider voor de creatieve spelende mens."

Het is inmiddels goed denkbaar dat we ook daadwerkelijk die verlichte staat van nutteloosheid gaan bereiken, technologie staat tenslotte voor niets. Maar de bijbehorende vrijheid wordt ons niet op dezelfde gulle manier in de schoot geworpen. Technologie kaapt onze arbeid zoals het ook onze aandacht kaapt, een vorm van slaafse onderwerping waarbij de woorden van Marie von Ebner-Eschenbach van kracht zijn: Gelukkige slaven zijn de grootste vijanden van de vrijheid.

In dat licht zullen we ons niet langer de luxe kunnen veroorloven om creativiteit en kunst als bijzaak te blijven beschouwen. Op de weg van nutteloosheid naar vrijheid wordt het de hoofdzaak, de enige manier om nog onafhankelijk te kunnen zijn. Allesbehalve vanzelfsprekend want als mensheid zijn we voortdurend in staat gebleken om juist met allerlei vormen van intens lijden, afzien en arbeid ons bestaan een zinvolle invulling te geven; maar vrijheid zonder onderworpenheid kan ons zomaar nekken: Trouble in Paradise.